A Tale of A Tub

ANAGRAMMA TICS
ANNE KRUL met TABEA NIXDORFF en UNICA ZÜRN
31 mei – 24 augustus, 2025

Gastschrijver: Johanna Hedva

We zagen het werk van anne krul voor het eerst tijdens een publieke lezing in 2023, waarin ze een afbeelding van een zeer abstract, kleurrijk schilderij projecteerde en droogjes maar komisch verklaarde: ‘Dit laat zien hoe het is om in een instelling te werken’. Door die absurditeit volgde er gelach, en meteen werd ook duidelijk dat krul een sterk gevoel had voor het zichtbaar maken van ongrijpbare ervaringen door middel van abstractie.

Als zwarte beeldend kunstenaar, schrijver, dichter en activist was krul in de jaren negentig actief in verschillende LHBTI+- en vrouwenorganisaties, waaronder de International Lesbian Information Service (ILIS), ZAMI – een zelfstandig initiatief voor en door zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen – en Strange Fruit the Real – een queercollectief dat van 1989 tot 2002 in Nederland actief was en homoseksuele, lesbische, biseksuele en transgender jongeren met verschillende culturele achtergronden ondersteunde. Met een focus op niet-hiërarchische zelfhulp boden deze organisaties ondersteuning en gesprekken zonder de rol van experts op zich te nemen. In plaats daarvan gebruikten ze creatieve gespreksvormen, activisme, kunst en poëzie om verandering te bewerkstelligen. Gedurende al die jaren van organiseren en het werken met kunst en poëzie als instrument voor verandering, werkte krul ook voortdurend aan haar solopraktijk. Dit aspect van kruls werk—van schilderkunst, videocollage, dia-installaties, sculptuur, audiowerken tot anagrampoëzie—is zeer onderbelicht en weinig bekend, ondanks het feit dat haar politieke werk zo cruciaal was voor betere levensomstandigheden voor vele jongeren in Nederland.

Vanuit die gedachte is ANAGRAMMA TICS een onconventioneel retrospectief, waarin de verschillende elementen en uitvoeringen van kruls praktijk – anagrampoëzie, kunst maken, educatie, organiseren, samenwerking en intergenerationele dialoog – voor het eerst voor het grote publiek te zien zullen zijn. Voor deze tentoonstelling werkte krul samen met kunstenaar en typograaf Tabea Nixdorff, met wie ze al eerder samenwerkte. Ze produceren nieuwe audiowerken en vertalen kruls anagramgedichten – een type poëzie waarin elke regel of elk vers met dezelfde letters is geschreven, als alle andere regels of verzen in het gedicht – naar ruimtelijke installaties en sculpturen. Ze bouwden daarbij voort op hun gezamenlijke interesses in poëzie en gevonden taal, en op de beperkingen die inherent zijn aan schrijven.

Naast krul en Nixdorff is Unica Zürn (1916-1970) te gast, een auteur en kunstenaar die bekend staat om haar anagrampoëzie en automatische tekeningen. Een belangrijk onderdeel van de tentoonstelling is een leesruimte rond een archief met anagrampoëzie dat krul sinds de jaren negentig opbouwt, waarin Zürn zowel een inspiratiebron als een leidende figuur is. Om Zürns invloed op krul te eren, of om ‘naast elkaar te zitten’, zoals krul het zelf zegt, wordt een verzameling van haar publicaties en werken op papier tentoongesteld. Dit illustreert hoe belangrijk deze onderlinge dialoog is voor kruls praktijk: zonder Zürn, zo merkt ze op, zou ze geen anagramgedichten maken.

In de tentoonstelling worden onbewerkte beeldcollecties omgezet in films, het residu van sociale poëziebijeenkomsten worden diaprojecties, verzamelde objecten worden als asemisch schrijven ingezet. Woorden en de bijbehorende letters worden letterlijk gedeconstrueerd, wat leidt tot zowel nieuwe betekenissen als een complete weigering van betekenis. Het resultaat is een uiting van ervaring, zowel de ervaring van het worstelen met taal op een persoonlijk niveau – ‘taal is een virus’, zegt krul – als de inzet van taal op institutioneel niveau, een verwijzing naar de sociale disciplinering door middel van taal van zogenaamd ‘afwijkend’ of ‘abnormaal’ gedrag door de geschiedenis heen. Hier begon krul in de eerste plaats met het schrijven van anagramgedichten, omdat leren van Zürn een manier was om met al haar stemmen te leven. In feite is de ‘foute’ en weerbarstige taal in deze tentoonstelling een uiting van verzet die gevierd moet worden.

Met peer learning als kernwaarde van kruls praktijk – ‘iedereen leert elkaar iets’ – zal de tentoonstelling een uitgebreid educatief programma hebben, ontwikkeld in samenwerking met Lisanne Janssen, educatief curator van A Tale of A Tub, en met organisaties als TENT, Kunstinstituut Melly, Kasteel Spangen en IMC Weekendschool. Meer details volgen!

Evenementen

Zaterdag, 31 mei, 2025, 17.00 – 20.00

Exhibition Opening: ANNE KRUL met TABEA NIXDORFF en UNICA ZÜRN: ANAGRAMMA TICS

 

Zaterdag, 17 mei, 2025, 14.00 – 16.00

Meubel Workshop: Deel 1

 

Zaterdag, 24 mei, 2025, 14.00 – 16.00

Meubel Workshop: Deel 1

Publicaties

anne krul met Tabea Nixdorff en Unica Zürn

 

Bulletin 2/2025
door Johanna Hedva

 

Limited edition ANAGRAMMA TICS sweater
Handbedrukt door Philipp Gulfer met Nor Akelei

Biografieën

ANNE KRUL (1958) is beeldend kunstenaar, dichter, archivaris en activist. In de jaren negentig was ze actief binnen diverse LHBTI+- en vrouwenorganisaties, zoals Strange Fruit, de internationale lesbische organisatie ILIS en ZAMI, een organisatie voor zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen. In 2014 publiceerde krul Anagrammatics - ars combinatoria, haar eerste publicatie gewijd aan anagramgedichten, beeldende kunst en de wisselwerking hiertussen. Als beeldend kunstenaar maakte krul in 2018 de reizende multimediatentoonstelling Sensitive Bitches - A journey through identities met collega-kunstenaar vita s. Ze leverde ook bijdragen aan de tentoonstellingen Diasporic Self - Black Togetherness as Lingua Franca (Framer Framed, 2019), evenals Proud Aliens (2021), Hybrid Garden (2023) en Metamorphosis Manifesting (2024), de laatsten als onderdeel van de kunstenaarsgemeenschap Open Atelier bij Framer Framed, Amsterdam.

TABEA NIXDORFF (1986) is kunstenaar, typograaf en onderzoeker. Haar artistieke praktijk omvat (zelf)publicatie, schrijven, performances rondom geluid en taal, collectief leren en sociale bijeenkomsten. Tabeas werk vertrekt vaak vanuit archieven of bibliotheken en gaat over kleine geschiedenissen die grotere thema’s in zich dragen als weglatingen en verstoringen in historische narratieven, belichaamde vormen van kennis, queer belonging en een feministische poëtica van fouten. Haar essay Fehler lesen. Korrektur als Textproduktion [Errata lezen. Correctie als tekstuele productie] werd uitgegeven door Spector Books (Leipzig, 2019). In 2023 richtte Tabea de publicatiereeks Archival Textures op in Arnhem, voortbouwend op uitgebreid onderzoek in Nederlandse queer- en feministische archieven.

UNICA ZÜRN (1916–1970) was auteur en kunstenaar. De teksten en kunstwerken waar ze het meest bekend om staat, ontstonden grotendeels in de jaren 50 en 60, een periode waarin ze begon te experimenteren met automatisch tekenen en anagrammen. Haar surrealistische tekeningen waren nauwgezet opgebouwd uit fijngetekende, repetitieve vormen en lijnen, bijna uitsluitend uitgevoerd in inkt, potlood en gouache en dienden vaak als illustraties bij haar teksten, maar werden ook afzonderlijk tentoongesteld. Haar gepubliceerde teksten omvatten Hexentexte [De Heksenteksten] (1954), een bundel anagrampoëzie met tekeningen, en het semi-autobiografische werk Der Mann im Jasmin [De Man van Jasmijn] (1971), dat sindsdien een cultstatus heeft verworven. Delen van laatstgenoemde tekst werden postuum opnieuw gepubliceerd in het boek Das Haus der Krankheiten [Het Huis der Ziekten] (1986), waarin Zürns tekeningen en teksten naast elkaar bestaan ​​op de oorspronkelijk door de kunstenaar bedachte manier.

JOHANNA HEDVA is een Koreaans-Amerikaanse schrijver, kunstenaar en muzikant, die in Los Angeles opgroeide in een heksenfamilie. Hedva’s praktijk combineert magie, dodenbezwering en waarzeggerij met mystieke uitingen van woede en extase, en politieke vormen van solidariteit en desintegratie. Hen wijdt zich aan afwijkende vormen van kennis en aan de ondergang als een vorm van bevrijding. Hedva is auteur van de essaybundel How To Tell When We Will Die: On Pain, Disability, and Doom, uitgegeven door Hillman Grad Books en Zando, New York. Hun nieuwste album, Black Moon Lilith in Pisces in the 4th House, verscheen in 2021 op crystalline morphologies en Sming Sming. Hun werk was onder andere te zien bij Gropius Bau in Berlijn; JOAN in Los Angeles; het Institute for Contemporary Arts en het Camden Arts Centre in Londen; de Amant Foundation en Performance Space in New York; en de 14e Biënnale van Shanghai.

Ondersteuning

Deze tentoonstelling is mogelijk gemaakt dankzij het Mondriaan Fonds, Gemeente Rotterdam Cultuurplan en Jaap Harten Fonds.

Eau De Protection
door JOHANNA HEDVA

Je treft me op een vreemd moment. November vorig jaar stierf ik. In december ging ik met vakantie; in januari vluchtte ik voor de rook en het vuur in Los Angeles; in februari werd ik uiteindelijk zo moe dat ik moest gaan liggen, omdat ik niet meer kon lopen; in maart verloor ik mijn verstand; en in april kroop ik langzaam richting wederopstanding, klem in het geboortekanaal, maar nog niet herboren. De uitnodiging om deze tekst te schrijven kwam op dat moment, toen ik verstopt zat in de warme duisternis. De toekomst was gesluierd. De muren om me heen waren nauw en krap. Ik had LA verlaten om met mijn partner in New York City te zijn. Hoewel het in New York ijskoud, regenachtig en grijs was, leek het be- ter dan alleen in Los Angeles te zijn. Ik kon nog steeds niet uit bed komen, maar als het lukte om rechtop te zitten staarde ik uit het raam van ons appartement in Bedfort-Stuyvesant (Brooklyn) en keek naar het appar- tementencomplex aan de overkant. Ik vroeg me af hoe, in vredesnaam hoe, ik dit moest volhouden? De e-mail kwam binnen met de vraag of ik iets kon schrijven over ‘afwijkende kennis’ (deviant knowledges), een zin uit mijn artist statement over waar ik voor sta – terwijl ik verzorgd werd door een zorggroep van vrienden, fami- lie en geliefden, die eten voor me bestelden, me geld en memes stuurden en om de paar uur vroegen hoe het met me ging. Het was niet de eerste keer dat ik afhankelijk was van dit soort steun van een groep vrienden, en het zal ook niet de laatste keer zijn. Hun taak was simpel: me in leven houden. Hun taak was simpel – en wie van ons weet hoe je dat moet doen?

Wat me opviel aan dit specifieke moment, in het voorjaar van 2025, was dat iedereen in de zorggroep ook in een of andere vorm van crisis zat en afhankelijk was van col- lectieve zorg om te overleven. Zoals een van mijn vrien- den, die herstellende was van een kankeroperatie en chemotherapie en op het punt stond om met bestraling te beginnen. We bestelden boodschappen voor elkaar. Er waren kersverse ouders die overmand werden door angst en depressie over het opvoeden van hun baby in tijden van fascisme. Ik zat ‘s middags bij hen op de bank terwijl zij hun krijsende baby in hun armen hielden en me vertelden hoe somber ze waren geworden tijdens de winter. Een van mijn gehandicapte vrienden ging het ziekenhuis in en uit vanwege een slepende infectie, en bleef me geld sturen, zelfs toen ik zei ermee te stoppen. Een ander had aangeboden om op dinsdag en donder- dag eten voor me te bestellen, terwijl die zelf net alles was kwijtgeraakt tijdens de branden in LA in januari. Alle documentatie van 30 jaar werk als theatermaker, alle bezittingen, meubels, boeken, de as van hun voorou- ders: weg. En desondanks werd ik een maand lang, twee keer per week wakker met berichtjes als: “Hallo! Hoe voel je je vandaag? Waar heb je trek in?” Ik kreeg soep, salades, koffie en koekjes.

Afgelopen weekend, midden april, scheen voor het eerst in een maand de zon weer in New York City. Ik sprak af in een park met een paar gehandicapte vrienden van de zorggroep. We zaten de hele middag buiten. Het was warm en helder genoeg om zonnebrandcrème op te doen, onze ogen te beschermen tegen de zon, en te zweten. Bij aankomst riep ik: “We zijn nog niet dood, bitches!” Iedereen had een wandelstok en leuke outfits. Iedereen had op een gegeven moment te maken met een deel van het lichaam dat niet goed functioneerde: pijn, bloedingen, hersenmist. Hoe vaak de zin “Ik hou van je” niet gezegd werd!

Een van mijn vrienden had ik voor het laatst gezien voor de COVID-pandemie, en het voelde geweldig om fysiek en synchroon in tijd bij elkaar te zijn. We houden onze relatie in stand door elkaar lange, gesproken berichtjes te sturen, maar vandaag waren we er allebei, met lip- penstift op en sieraden om. Onze verjaardagen liggen vlak na elkaar, twee Stieren, met ongeveer een week ertussen. We spraken over onze levens vol lichamelijke beperkingen en psychische aandoeningen, suïcidale ge- dachten, activisme, ons gevoel van onheil en hoe we er nog niet aan ten onder zijn gegaan.

Ik complimenteerde haar met haar nieuwe parfum. Zij complimenteerde me met de mijne en wilde we- ten wat het was. “Het heet Eau de Protection,” zei ik. Beschermingswater.

Ze inhaleerde met haar ogen dicht en glimlachte. “Ohhhhh,” zei ze. “Wat ìs die geur?”

“Het is een vreemde roos,” zei ik. “Tussen de ingrediën- ten staat bloed vermeld.”

Ze knikte. “Een roos die naar bloed ruikt. Perfect.”

“Bescherm me, water,” zei ik. “Water: bescherm ons.”

Ik wil hier een grote uitspraak doen. Ik wil iets zeggen over de onderlinge afhankelijkheid van overleving, over hoe zorg net zo goed gedeeld kan worden als pijn, over vrienden die voor elkaar klaarstaan terwijl de wereld in brand staat, over het dragen van parfum op dagen dat je niet weet hoe je door moet met leven. Tijdens het schrijven van deze tekst leerde ik het woord “herople- ving” (recrudescence) het betekent een uitbraak van iets, na een periode van rust of inactiviteit. Het kan een ziekte of een infectie beschrijven, maar het wordt ook gebruikt als omschrijving van de lente.

Ik ging terug naar huis in LA, op tijd voor 1 mei. De lente was losgebarsten. Mijn tuin was overwoekerd, on- kruid verdrong de Oost-Indische kers en rozemarijn. Kolibries, spotvogels en zwerfkatten hadden mijn tuin overgenomen terwijl ik weg was. Ze bleven aan de rand hangen en hielden me in de gaten. Ik bestelde eten voor ze.
Misschien hoef ik geen grootse verklaring af te leggen over hoe hardnekkig het leven kan zijn, hoe we ons er- aan vastklampen en het zich aan ons vastklampt, hoe we opstaan uit de dood, heropleven, en welke bescherming nodig is om dat steeds weer te laten gebeuren. Misschien moet ik gewoon constateren dat, ja, ik me oud voel, dat ik soms niet weet hoe ik het kan verdragen, maar dat ik nog niet heb opgegeven. Misschien is het genoeg om te zeggen dat het parfum dat ik kocht toen ik klem zat in het geboortekanaal – dood, herrezen, herboren – ruikt naar een vreemde roos die uit bloed ontspruit.